maandag 23 februari 2009


Het absolutisme.

Het schilderij dat ik hierbij heb gekozen is een schilderij van Lodewijk XIV, ook wel genoemd de Zonnekoning.
Vanuit het schitterende paleis Versailles regeerde de Zonnekoning als een almachtige vorst. Met zijn absolute koningschap vormde Frankrijk de tegenpool van de Republiek.
In Frankrijk erfde Lodewijk XIV in 1643 als vierjarig kind de troon. Hij bleef koning tot zijn dood in 1715. Daarmee werd hij de langst regerende vorst uit de Europese geschiedenis. Toen Lodewijk XIV 9 jaar was brak een opstand van de edelen uit, de Gronde. Hun troepen, die net terug waren uit de Dertigjarige Oorlog, trokken plunderend door het land. Om zijn vege lijf te redden, moest Lodewijk vluchten uit Parijs. Zijn leven lang heeft hij de adel verder gewantrouwd. In 1661 nam Lodewijk de regering op zich. Alleen hij besliste, zonder wie dan ook om toestemming te vragen. Om zijn gezag af te dwingen bouwde hij een bureaucratisch apparaat op. In de provincies stelde hij 'intendanten' aan. Dit waren de mensen die de belasting inden. Heel belangrijk was ook Lodewijk zijn legerhervorming. Niet langer wilde hij afhankelijk zijn van edelen die eigen troepen op de been brachten en vrijwel onafhankelijk opereerden. Lodewijk bracht het leger onder strikte controle. Hoge officieren werden staatsdienaren die bij gebrek aan discipline werden gestraft. Het leger werd vergroot van 45000 naar 400000 man. Het bracht in Frankrijk een lange periode van rust en vrede.
Bij zijn absolute koningschap paste ook dat Lodewijk de godsdienst van zijn onderdanen bepaalde. Edelen en anderen die zich aan het centrale gezag wilden onttrekken, maakten volgens hem al te gemakkelijk gebruik van het calvinisme. Daarom herriep hij het Edict van Nantes, dat meer dan 70 jaar lang godsdienstvrijheid had gegarandeerd, en begon de Franse calvinisten te vervolgen.





De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek, of terwijl: de Gouden eeuw van Nederland.


In 1588 probeerden de zeven gewesten van de Unie van Utrecht niet meer om een nieuwe landsheer te vinden. Daarmee begon de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De eeuw die volgde stond in het teken van de economische voorspoed en de bloei van de kunst en wetenschap.
Door de Nederlandse opstand hadden de gewesten en steden hun zelfstandigheid grotendeels behouden.
Waar in andere landen de macht van de koning groeide, had de Republiek niet eens een centrale regering. Beslissingen werden vaak pas genomen na langdurig overleg en na het sluiten van veel compromissen: 'schikken en plooien'. Daarbij konden honderden mensen betrokken zijn. Naar buiten toe trad de Republiek op als een eenheid, maar zodra het over binnenlandse aangelegenheden ging, waren de gewesten aparte staatjes, waarbinnen ook de steden en regio's meepraatten over het gezamenlijke bestuur. De macht was in handen van de regenten.
Het hoogste orgaan in de Republiek was de Staten-Generaal. Daarin zaten de afgevaardigden van de gewesten. De Staten-Generaal beslisten over de buitenlandse politiek, over in- en uitvoerrechten en over leger en vloot. Ook bestuurden ze de 'generaliteitslanden', de delen van Brabant en Limburg die op de Spanjaarden waren veroverd.





De tijd van regenten en vorsten

Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
Nicolaes Visscher Indiae Orientalis, 1681;
Op de kaart hiernaast is het Aziatisch handelsgebied te zien. De Nederlanders mochten in Azië geen handel drijven buiten de VOC. De VOC is opgericht in 1602 door de Staten-Generaal. De VOC werd opgericht omdat er hevige concurrentie was ontstaan tussen de Nederlanders nadat de weg naar Indië was gevonden. Deze compagnie kreeg bevoegdheden die normaal gesproken alleen nationale overheden hebben. De VOC heeft een heel netwerk van handelsposten en forten op de kusten van Azië opgebouwd. Ook in Zuid-Afrika werd een kaapkolonie gesticht. Later gingen ook andere Europese compagnieën op Azië varen, maar de VOC was de grootste en de rijkste van allemaal.

Het West-Indisch Huis in Amsterdam was het hoofdkwartier van de WIC van 1623 tot 1647. Deze compagnie werd opgericht in 1621 opgericht naar voorbeeld van de VOC, toen de Nederlanders ook in West-Afrika en Amerika actief werden wat betreft handel. Lange tijd was niet handel het hoofddoel van de WIC, maar het bestrijden van Spanje. Door de Spaanse aanvoer van goud en zilver uit Zuid-Amerika te treffen, moest Spanje financieel worden uitgeput. De WIC bedreef daarom kaapvaart; piraterij met toestemming van de overheid. Pas toen de oorlog met Spanje voorbij was, werd de WIC winstgevend, met handel in slaven, goud etc.

De wetenschappelijke revolutie
Portret van Nikolaus Copernicus. Het is gemaakt in 1580. Bij Copernicus is de Wetenschappelijke Revolutie begonnen. Hij was de eerste geleerde die het eeuwenoude beeld van het heelal verwierp. Op grond van wiskundige berekeningen stelde hij dat niet de zon om de aarde draaide, maar de aarde om de zon. Bovendien draaide de aarde om haar eigen as. Zijn theorie werd in 1543 na zijn dood gepubliceerd in De revolutionibus. Eerst vond men zijn ideeën grote onzin, maar in de 17e eeuw werd zijn inzicht algemeen door wetenschappers aanvaard. De katholieke kerk was het niet eens met zijn ideeën en zijn boek kwam dus een tijd op de kerkelijke lijst van verboden boeken.


Een botanische tuin die is ontstaan in de 17e eeuw. In die tijd was het vooral de bedoeling om planten te kweken voor geneeskunde, maar werd hij ook veel gevuld met exotische planten die ontdekkingsreizigers uit alle delen van de wereld meenamen. Planten en dieren werden toen namelijk steeds meer bestudeerd; natuuronderzoek was een rage. De uitvinding van de instrumenten als de telescoop en de microscoop maakten precieze waarnemingen mogelijk. Al deze observaties speelden een grote rol bij de wetenschappelijke vooruitgang. Zo werden ook de eigenschappen van lucht onderzocht door Robert Boyle, William Harvey ontdekte de bloedsomloop, Jan Swammerdam onderzocht de anatomie van insecten, etc. De Wetenschappelijke revolutie werd aangewakkerd doordat men hierdoor dingen praktischer kon maken; zo konden er nu bijvoorbeeld precieze zeekaarten en meetinstrumenten gemaakt worden, de curve van zware voorwerpen als kogels kon worden berekend en de vuurkracht van kanonnen en geweren kon worden vergroot.

Bronnen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vereenigde_Oost-Indische_Compagnie
http://nl.wikipedia.org/wiki/West-Indische_Compagnie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Nikolaus_Kopernikus.jpg
http://images.google.nl/imgres?imgurl=http://www.take-a-trip.eu/uploads/pics_bezienswaardigheden_nl/edinburgh-botanische-tuin-3.jpg&imgrefurl=http://www.take-a-trip.eu/nl/edinburgh/bezienswaardigheden/royal-botanic-garden&usg=__8i80eYlcx5_rpW-QW2b1gqD_n3U=&h=500&w=375&sz=97&hl=nl&start=1&tbnid=UFwuHW1J0sjAwM:&tbnh=130&tbnw=98&prev=/images%3Fq%3Dbotanische%2Btuin%2B17e%2Beeuw%26gbv%3D2%26hl%3Dnl
Geschiedenis Werkplaats, VWO, blz. 96 en 97 en 103 – 105

vrijdag 9 januari 2009

Geschiedenis opdracht Renaissance

5 kenmerkende aspecten uit de tijd tussen 1500-1600.
2 voorbeelden per aspect met een korte uitleg.

1. Het wereldbeeld van de mens.
2. De Europese expansie.
3. De Kerkhervorming.
4. De Nederlandse opstand.
5. Kunst; Leonardo da Vinci.

1. Het wereldbeeld van de mens.
Een wereldbeeld is een voorstelling die mensen hebben van de werkelijkheid in de wereld. Het wereldbeeld van de mensen veranderde echter in de tijd van de renaissance omdat het een begin was voor de mensen voor belangstelling van de wetenschap.
Vanaf het midden van de 16de eeuw werden de middeleeuwen steeds meer beschouwd als een tussenperiode tussen de glorieuze oudheid en de nieuwe tijd waarin de oudheid herleefde. De Italiaanse kunstenaar en architect Giorgio Vasari sprak van een renascimento (wat wedergeboorte betekend). De middeleeuwse kunst noemde hij 'gotisch', wat hij hetzelfde vond als barbaars.
In de Renaissance gingen mensen zich zien als nieuwe scheppers. Naar het voorbeeld van de Grieken en de Romeinen vonden zij:
- dat een mens zichzelf niet op de achtergrond hoefde te plaatsen.
- Dat ieder mensen belangrijk was en leefde voor zichzelf, niet voor een of andere groep.
- Dat het leven geen voorbereiding was op het leven na de dood, maar dat van het leven op aarde moest worden genoten: Carpe diem (pluk de dag) was een bekende Romeinse uitspraak.
- Dat talenten en mogelijkheden van een individu mochten niet door dwang, of ander gezag worden beperkt.
De ideale nieuwe mens werd de 'uomo universale': de mens die zich ontwikkelde op een zo breed mogelijk vlak (maatschappelijk leven, kunsten en wetenschappen). De Italiaan Leonardo da Vinci (1452 – 1519) geldt als voorbeeld van de 'uomo universale'. Hij was schilder, beeldhouwer, anatomisch onderzoeker en tekenaar, architect, wiskundige en ontwerper van talloze mechanische werktuigen.

2. De Europese expansie.
In deze tijd begon de Europese overzeese expansie. In 1493 verdeelde Paus Alexander VI de wereld in twee delen. Door de Atlantische Oceaan trok hij een denkbeeldige lijn. Maar een deel van de aarde was door de mensen nog helemaal niet bekend. Ze dachten dat de andere kant van de wereld, richting Azië geblokkeerd was en wie over de evenaar kwam verbrandt werd door een reusachtige ondoordringbare hittegordel.
Men leerde niet alleen meer over hoe de wereld echt in elkaar zat, maar ook meer over het heelal. De astronoom Nikolaus Copernicus (1473 – 1543) bracht bijvoorbeeld verandering in het idee dat de aarde het middelpunt van het heelal was en dat de zon, de planeten en de sterren om de aarde heen draaiden. Copernicus was van mening dat:
- de zon een vaste ster is, omringd door planeten die rond haar wentelen en waarvan zij het middelpunt en de fakkel vormt.
- Er naast de hoofdplaneten (primaire planeten) ook nog secundaire planeten zijn die als satellieten rond hun hoofdplaneten draaien, en samen met hen rond de zon.
- De aarde de hoofdplaneet is.
- De beweging van sterren die je denkt te zien, eigenlijk een optische illusie is, veroorzaakt door de werkelijke beweging van de Aarde en de schommelingen van haar as.
De beweringen van Copernicus waren revolutionair. Ze gingen in tegen wat ieder mens met 'gezond verstand' zelf kon voelen en zien.

3. De Kerkhervorming.
De protestantse reformatie die een splitsing van de christelijke kerk in West-Europa had. Hervormen betekend letterlijk veranderen en verbeteren. De kerkhervorming van de 16e eeuw wilde de kerk in zijn oorspronkelijke, zuivere staat terugbrengen. Toen dit niet binnen de rooms-katholieke kerk lukte, ontstonden afgescheiden protestantse kerken. Een ander woord voor kerkhervorming is reformatie.
Erasmus was een typische humanist. Hij leerde Grieks en gebruikte die kennis om de originele Griekse bronnen van het Nieuwe Testament te bestuderen. Hij constateerde dat de Latijnse Vulgaat, die al duizend jaar de meest gebruikte versie van de Bijbel was, vol zat met fouten.
De Bijbelstudie zelf was een van de gevaarlijkste vorm van kritiek op de kerk. Erasmus vond dat het ware Christendom door kritische bijbelstudie te ontdekken was. Daarmee ondergroef hij het idee waarop het gezag van de kerk rustte: dat alleen de paus en de priesters de geloofswaarheden konden bepalen. Zo werd hij een belangrijke wegbereider van de reformatie of kerkhervorming, die tot een breuk in de kerk leidde. Met zijn ideeën had hij bovendien veel invloed onder de ontwikkelde elite in West-Europa, vooral in zijn eigen gewest Holland. Dat zou er tientallen jaren later ook toe leiden dat dit geweest zich losmaakte van de katholieke kerk. Zelf brak Erasmus er niet mee. Hij wilde geen scheuring van het christendom en vond kerkhervorming als Luther te fanatiek en intolerant.

4. De Nederlandse opstand.
De Nederlandse opstand duurde van 1566 tot 1588. De Nederlandse opstand had 3 oorzaken; een politieke-, een economische- en een godsdienstige oorzaak.
De politieke oorzaak hield de regie van Karel V en Filips II in. Zij wilden allebei een absolutisme wat betekende dat zij de macht hadden en de mensen moesten gehoorzamen. De adel en zelfs de Staten-Generaal waren hiertegen, omdat Filips II hen wou afzetten en zo zelf de geldzaken kon regelen. De problemen met de economie waren duidelijk. Er heerste grote armoede waar niks aan gedaan werd, integendeel de prijzen van producten bleven stijgen en de lonen bleven laag.
Eigenlijk in deze tijd was er geen enkele vorst die het toeliet dat er in zijn land 2 verschillende godsdiensten waren. Karel V was streng Rooms-Katholiek, terwijl de inwoners eigenlijk protestants aan het worden waren. Daarom maakte Karel V wetten tegen ketters, iedereen moest het Rooms-Katholieke geloof aannemen.

5. Kunst; Leonardo da Vinci.
Dankzij de Mona Lisa, nu nog bekend als het beroemdste schilderij uit de gehele kunstgeschiedenis, heeft Leonardo da Vinci zijn bekendheid te danken. Alhoewel het schilderij niet groter is dan 4 A-4tjes hangt het zelfs nu het origineel nog achter kogelvrij glas in een museum. De Mona Lisa is gemaakt in de tijd van de fotografie en film en was in 1503 af. Leonardo da Vinci besteedde een groot deel van zijn leven aan de natuur. Ook heeft Da Vinci een nieuwe schildertechniek uitgevonden: sfumato.
Tijdens de Renaissance vonden de mensen de godsdienst nog steeds belangrijk. Nog steeds werden kerken gebouwd en van godsdienstige kunst voorzien. Maar vorsten, edelen en rijke burgers gingen hun eigen paleizen, huizen en stadhuizen met niet-godsdienstige kunst versieren. Kunstenaars gingen veel aandacht besteden aan het precies uitbeelden van het menselijk lichaam. Zij kregen oog voor perspectief en voor de natuur. Ook gingen zij een eigen stijl ontwikkelen en hun werk ondertekenen.

De Contra-Reformatie ging samen met een verandering in de kunst. Er ontwikkelde zich een aparte kunststijl, de Barok. Elementen uit de Renaissance, zoals de invloeden uit de bouwstijl in de Grieks-Romeinse tijd, bleven behouden. Maar om de macht en de grootheid van de Kerk goed tot uiting te laten komen werd de bouwstijl en de inrichting van de kerken veel overdadiger dan in de Renaissance. Ook vorsten die in die tijd absolute macht poogden te verwerven en hun macht graag in hun paleizen tot uitdrukking wilden brengen, sloten zich bij deze bouwstijl aan. De barok is vooral te vinden in katholieke en door absolute vorsten geregeerde landen. In de Nederlanden bleef de Renaissance veel langer van invloed.
In de Tweede helft van de 18de eeuw ontstond in Europa een gedeeltelijke nieuwe stroming in de kunst, het Classicisme. De verbreiding van het Classicisme werd in het bijzonder gestimuleerd door opgravingen in Herculaneum vanaf 1711 en in Pompeï vanaf 1733. Beide steden waren in de Romeinse tijd bij een uitbarsting van de Vesuvius volkomen bedolven. Tot in de kleinste details was de Romeinse cultuur uit de keizertijd op te graven. In de Renaissance streefden de kunstenaars ernaar de kunst van de Grieken en de Romeinen te evenaren. In de tijd van het Classicisme wilden kunstenaars hen overtreffen door rationeler te werk te gaan. De classicisten bewonderden vooal de harmonie (juiste verhoudingen) in de kusnt van de klassieke Oudheid. Harmonie kan met het verstand verkregen worden. In de schilderkunst en vooral in de bouwkunst kan harmonie zelfs wiskundig berekend worden. Uit de kunstwerken van de Grieken en de Romeinen probeerden de classicisten 'wetten' en regels af te leiden om de ideale verhoudingen te bereiken. Die wetten en regels gingen ze toepassen in hun eigen kunstwerken.


Mirjam en Kim.