Zo lang de ijstijd duurde, woonden de jagers en boeren in het zuiden vanë Europa. Rond 10.000 v.C. Kwam er een einde aan de late ijstijd. De temperatuur steeg en de toendra's maakten plaats voor moerassen en bossen. De jagers-Verzamelaars keerden terug in Nederland en andere delen van Europa. In de samenleving van de Jagers-Verzamelaars was er een vaste structuur tussen de mannen en vrouwen. De mannen vingen vis, jaagden op kleine zoogdieren, herten en vogels. De vrouwen verzamelden eetbare paddestoelen, bessen, knollen en verzorgden de kinderen. Zolang er genoeg voedsel te vinden was, bleven ze met z'n allen op 1 plaats. Zo'n groep bestond uit ongeveer 25 mensen. Deze woonden in tenten of eenvoudige hutten in tijdelijke kampementen.
Als je bij de Jagers-Verzamelaars hoorde, moest je heel veel kennis hebben van de natuur. Deze kregen ze dan ook doordat de kennis die ze hadden, werd over gegeven van generatie op generatie.
De mensen begonnen ook met het maken van werktuigen. Van vuursteen maakten ze messen, pijlpunten en krabbers. De botten en het gewei van een edelhert waren grondstoffen voor werktuigen als priemen en bijlen. Hoe komt het eigenlijk dat we dit allemaal weten? Dat komt doordat archeologen onderzoeken deden waar ze bijvoorbeeld prachtige en kleurrijke muurschilderingen werden gevonden.
Het ontstaan van de landbouw.
De overstap van Jagers-Verzamelaars naar de landbouw was een langzaam groeiend proces. Het had echter wel zulke grote gevolgen dat er werd gesproken van een landbouwrevolutie. De landbouwrevolutie begon in de Vruchtbare Halve Maan. Dit is een gebied dat zich uitstrekt van het Nijldal, over Israël, Jordanië, Syrië en Irak. De mensen aten in het begin nog niet veel verschillend van wat ze eerst aten. Maar met de kennis die ze opdeden en hadden gingen ze zelf ook zaden planten. Dit gebeurde ongeveer rond 10.000 v.C.
Mensen aten nog gewoon vlees en andere producten, omdat de oogst nog niet al te groot was. Agrarische producten waren eigenlijk maar een aanvulling op het 'normale eten'.
Verschillende granen en tarwe groeiden in het wild. Nomaden gingen erop uit om deze te verzamelen. Bij iedere nieuwe cyclus van planten en oogsten namen ze de zaden van de grootste of lekkerste zaden mee, om opnieuw te planten. Uiteindelijk werden de zelf geteelde granen de belangrijkste voedselbron.
De landbouwers gingen daarentegen ook runderen, geiten en schapen, die in het wild liepen, temmen, en zo ontstond er naast de akkerbouw ook veeteelt. Het eerste eten wat er op het menu kwam was brood en melk. De mensen brachten de natuur in cultuur en waren er zo niet meer afhankelijk van. Andere plaatsen in de wereld waar signalen waren van landbouw zijn; China, in de Andes in Zuid-Amerika, in Midden-Amerika en mogelijk op een paar plaatsen in Afrika.
Het ontstaan van de landbouw hing eigenlijk samen met het ontstaan van het schrift. Toen het schrift ontstond, was de prehistorie tot zijn einde gekomen. Dit gebeurde ongeveer 3000 v.C. Op kleitabletten werden eenvoudige tekentjes gemaakt om zo de graanvoorraden bij te houden. Uit dit beeldschrift ontstond later het spijkerschrift.
Ieder jaar stroomde er 2 rivieren over, de Eufraat en de Tigris. Dit kwam omdat ze veel smeltwater van de bergen uit het Noorden meevoeren. Als het water weer terug trok, liet het slib achter, wat de grond heel vruchtbaar maakte, wat weer gunstig was voor de landbouw.
Sommige oogsten waren zo gunstig dat de boeren vrijgesteld werden van de landbouw en zich zo konden specialiseren in het maken en ontdekken van verschillende gereedschappen o.i.d. Door de toename van landbouwproductie konden steeds meer mensen in een klein gebied wonen. Sommige dorpen veranderde hierdoor langzaam in steden. Jericho is zo'n stad. Gemiddeld leefde er zo'n 400 mensen in een stad, maar in Jericho leefde er rond 8000 v.C. Zo'n 2000 mensen. Priesters voerden er religieuze rituelen uit, hielden toezicht op handel etc. Rond 3000 v.C. Telde Soemerië 12 grote steden.
woensdag 17 september 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten