Rond 800 voor Chr. Veroverden de Etrusken een groot deel van Noord- en Midden-Italië, waaronder Rome. De inwoners van Rome leefden van landbouw. Door de Etrusken nam de handel sterk toe, hierdoor ontstonden veel steden. Rond 500 vocht Rome zich vrij van de Etrusken.
In de volgende 2 eeuwen veroverden de Romeinen bijna heel Italië. Ze zouden Italië bijna 1000 jaar regeren.
Rome werd eerst geregeerd door koningen, maar werd al snel een republiek; regeringsvorm waar na een bepaalde tijd steeds nieuwe bestuurders worden gekozen.
Belangrijkste bestuurders waren consuls.
Elk jaar opgevolgd door 2 andere. Bij oorlog voerde elke consul een deel leger aan.
Ook belangrijk was het senaat.
Mensen die vroeger bestuurder waren geweest gaven raad aan de bestuurders.
De volksvergadering bestand uit Romeinse mannen, maar deze had weinig te zeggen over Rome.
Rijke Romeinen werden patriciërs genoemd. De rest was plebejer.
Leidinggevende functies in het bestuur van de stad of in het leger waren voor patriciërs.
Bepaald door afkomst.
Huwelijk tussen de twee groepen was verboden.
Wanneer het plebejers lukten om even rijk te worden, betaalden ze evenveel belasting
Na verloop van tijd werden de plebejers ontevreden; ze wilden ook de leiding kunnen hebben en niet als slaaf verkocht kunnen raken wanneer ze schulden hadden.
Patriciërs hadden enkele eeuwen de macht. Toen ze hulp nodig hadden voor oorlog buiten Italië, kregen plebejers meer rechten;
Ze mochten niet meer verkocht worden als slaaf als ze schulden hadden
De twee groepen mochten met elkaar trouwen
Ook plebejers mochten de hoogste ambten uitoefenen
De arme plebejers waren nog steeds niet tevreden, maar ze hadden nog steeds weinig te zeggen. De vrouwen en slaven hadden nog steeds helemaal niets te zeggen en de slaven hadden een zwaar leven.
De Romeinen hadden rond 275 voor Chr. Heel Italië in handen. Hierna veroverden ze een imperium; Middellandse Zeegebied en een groot deel van Europa. Dit kostte 300 jaar.
Reden voor Imperium;
Een land een bondgenoot van de Romeinen aanviel.
De bevolking van dat land was een bedreiging voor handel of veiligheid van de Romeinen.
Ze wilden meer grond hebben voor hun eigen bevolking.
Ze vonden dat ze de taak hadden om voor rechtvaardig bestuur in de wereld te zorgen.
Veranderingen voor de Romeinen door de veroveringen;
Romeinse rijk werd verdeeld in provincies met eigen bestuur en gouverneur, bepaald bedrag belasting per jaar en waarin bepaalde Romeinse troepen werden gelegerd.
Het senaat werd machtiger.
De invloed van de Griekse cultuur werd sterker.
Veel boeren raakten hun bedrijf kwijt, doordat de boeren in het leger moesten; proletariërs
Het aantal rijke mensen nam toe, maar ook het aantal arme mensen.
Ze maakten veel slaven buit die ze behandelden als vee. Hierdoor waren veel opstanden.
Het leger werd minder sterk, mede doordat men zijn eigen wapens moest betalen.
Sommige rijken wilden de armen aan land helpen; Tiberius en Gaius Gracchus. Ze wilden land van de staat onder de armen verdelen. Werklozen konden hierdoor opnieuw boer worden en er zouden sterke boerenlegers komen. Veel rijken hadden land van de staat gepacht. Er ontstonden gevechten tussen voor- en tegenstanders. Tegenstanders wonnen, er werd maar weinig land verdeeld.
Er waren te weinig soldaten voor de Romeinse legers. Op voorstel van een consul werd een beroepsleger ingesteld: proletariërs konden 16 jaar in het leger. Na hun diensttijd kregen ze wat grond. Hun bevelhebber zorgde voor hun soldij en voor een stuk grond na hun diensttijd: hun bevelhebber werd belangrijker dan Rome. Sommige bevelhebbers trokken met hun leger naar Rome om de macht te krijgen; Julius Caesar.
Het senaat wilde dit voorkomen door de moord op Caesar. Hierdoor kregen ze juist tegenstanders. Er ontstond een burgeroorlog. Een neef van Caesar, Octavianus, won en liet zich Augustus noemen. Hij ging wat voorzichtiger te werk en hij liet de senaat, consultaat en de volksvergadering bestaan. Maar hij wilde wel echt de macht hebben; zo werd hij de eerste keizer van het Romeinse rijk.
Augustus en zijn opvolgers zorgden voor enkele eeuwen van vrede; Pax Romana.
Oorzaken van deze vrede:
Het leger bleef trouw aan de keizers.
Er kon goed handel worden gedreven, waardoor de welvaart toenam.
Er waren geen krachtige vijanden die in de buurt van de grenzen kwamen.
De handel nam toe in de tijd van de republiek. Handelaren en handwerkslieden hadden daar voordeel mee, waardoor ze ook in aantal toenamen. Ze woonden meestal in steden. Deze groeiden en er kwamen nieuwe bij. Er was veel vermaak in de steden, maar hiervoor werden ook wel mensen gedood.
De meeste mensen werkten nog in de landbouw. Ze woonden in dorpjes op het platteland. De meeste grond was in handen van grootgrondbezitters. Die grond werd bewerkt door slaven en vrije pachters. Zelf werkten ze in het bestuur van het rijk en woonden in de stad. De meeste boeren op het platteland waren vrije boeren en hadden kleine boerderijtjes in eigen bezit.
De bevolking bestond uit verschillende lagen:
De rijken. Er waren ook verschillen tussen de rijken afhankelijk van hoe rijk je precies was.
De mensen met enig bezit. Vrije boeren, kleine winkeliers, handwerkslieden.
De armen. Zonder enig bezit behalve het hoognodige.
De slaven.
Iedereen kon het Romeinse burgerrecht krijgen (nadat je bewezen had dat je geromaniseerd was); je viel onder het Romeinse recht en je kon leidinggevende functies krijgen. Sommige volken namen de Romeinse manier van rechtspraak over, omdat het zo goed werkte.
Romeinse geleerden namen het Griekse denken over, maar toch bleven veel Romeinen denken dat de aarde plat was met 'tegenvoeters' aan de andere kant voor het evenwicht.
Ook bij Romeinse mensbeeld kwam veel van de Grieken, maar er waren ook verschillen;
De Romeinen hadden een meer militaire kijk op de mens;
Moed, gehoorzaamheid, opofferingsgezindheid in belang van vaderland waren belangrijk.
Vooral het amfitheater was bekend en strijd stond er centraal. Ook andere voor de Romeinen kenmerkende monumenten zijn 'militaire' monumenten.
Ook hadden ze een meer praktische kijk op de mens;
De mens was een burger met rechten en plichten. Gebouwen waar rechtspraak plaatsvond waren het belangrijkst.
Ze waren niet filosofisch, maar wilden liever de kwaliteit van het leven verbeteren.
De Romeinse gebouwen zijn niet godsdienstig maar praktisch ingericht.
De tempels hadden een voor- en achterzijde. De boog, gewelf, koepel: typisch Romeins.
De andere volken waardeerden de Romeinen om hun rechtspraak
Hun regels waren uniek.
In 63 voor Chr. Werd Israël ingelijfd bij het Romeinse rijk. De Joden begonnen tevergeefs een opstand die eindigde met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Veel Joden vluchtten.
Rond de jaren 100 tot 300 was het Christendom in het Romeinse rijk soms heel verschillend. Pas toen de Romeinse keizers het Christendom aanvaarden
Het Christendom noemt hun belangrijkste rituelen sacramenten (heilige handelingen).
Doop, eucharistie en de biecht
Het huwelijk, de wijding tot priester, het vormsel en het oliesel
In de tijd van de Pax Romana verbreide het Christendom zich snel.
De Romeinse goden waren de officiële goden van het Romeinse rijk, maar men mocht meestal ook geloven in een ander geloof. Het christendom is ook een tijd verboden geweest. De Christenen werden toen vaak echt vervolgd. Dit was omdat;
De christenen namen niet deel aan de feesten ter ere van de Romeinse goden
Ze gingen niet naar amfitheaters en wilden ook geen dienst nemen in het Romeinse leger.
Christenen waren vaak trouwer aan hun geloof dan aan de Romeinen.
Door vervolging hoopten de Romeinen het Christendom uit te roeien, maar het werkte averechts.
In 313 werd het Christendom toegestaan door keizer Constatijn, die zelf ook Christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom tot de enig toegestane godsdienst.
Het Romeinse rijk had een heel precies netwerk van bestuur en regelingen. De Christelijke kerk maakte hiervan gebruik en bouwde een sterke organisatie op. Toen het Romeinse rijk uiteenviel bleef deze organisatie voor een groot deel bestaan.
De bisschoppen, bestuurders, stonden centraal in deze organisatie. Aan het hoofd stond de paus. Als basis van de organisatie stonden de pastoors, bestuurders van kleine kerkelijke gemeenschappen.
Er bleven verschillen tussen het christendom in het westen en het oosten van het Romeinse rijk.
Na de dood van Theodosius in 395 werd het rijk onder zijn zonen verdeeld; Oost- en het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk bleef nog bestaan tot 1453 – Osmaanse Turken
Het West-Romeinse rijk werd in 476 verdeeld in allemaal Germaanse staten.
De Germaanse volken gingen het Romeinse rijk in tijdens de laatste eeuwen dat deze bestond. Sommige volken trokken zich weer terug, terwijl andere bleven, waarvan sommigen romaniseerden, maar de meeste bleven bij hun eigen cultuur. Een groot deel van West-Europa kwam in handen van Germanen. De Germaanse volken hadden veel gemeen;
Hun talen leken veel op elkaar;
Ze leefden van Landbouw;
Ze woonden in dorpen;
Elk volk was verdeeld in stammen;
In iedere stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht;
De slaven zaten in de onderste laag, vrijgelatenen daarna en in de bovenste laag de vrije mannen. Vrouwen en kinderen moesten hun man of vader volledig gehoorzamen;
In oorlogstijd werd er een aanvoerder gekozen die soms later ook koning werd.
De Germanen vereerden meerdere goden, die vaak natuurkrachten verbeeldden. De goden vonden de mensen niet echt belangrijk en om toch de aandacht te krijgen en in de gunst te komen moest men brandoffers brengen. Elke Germaanse stam gaf zijn goden een eigen naam en verbond hem aan een andere natuurkracht. Germanen geloofden dat er leven na de dood was.
Het welzijn en overleven van de familie, de stam, was het belangrijkste. Daarvan afgeleid was het eren van de voorvaderen en het verdedigen van je stamland de belangrijkste normen. Daarom was het belangrijk dat je lichaamskracht, dapperheid, eergevoel en vergeldingsdrang bezat.
Tijdens keizer Constatijn (306-337) hielpen de Franken om het Romeinse rijk te verdedigen. Frankische militairen konden opperbevelhebber worden en een van hen is zelfs 28 dagen keizer geweest. In de eeuw daarna vochten de Franken soms tegen en soms met de Romeinen.
In de 5e eeuw werden de Franken steeds belangrijker. De Romeinse legioenen werden teruggetrokken en met hen ook veel geromaniseerde bewoners. De rest vermengde zich met de Franken. Van de Romeinse cultuur bleef weinig over.
Toen het grondgebied van de Franken werd bedreigd, wilde men een leider; Clovis. In 481 werd hij koning van een van de Frankische stammen. Met dat hij koning werd, begonnen de Middeleeuwen.
donderdag 23 oktober 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten