maandag 23 februari 2009


Het absolutisme.

Het schilderij dat ik hierbij heb gekozen is een schilderij van Lodewijk XIV, ook wel genoemd de Zonnekoning.
Vanuit het schitterende paleis Versailles regeerde de Zonnekoning als een almachtige vorst. Met zijn absolute koningschap vormde Frankrijk de tegenpool van de Republiek.
In Frankrijk erfde Lodewijk XIV in 1643 als vierjarig kind de troon. Hij bleef koning tot zijn dood in 1715. Daarmee werd hij de langst regerende vorst uit de Europese geschiedenis. Toen Lodewijk XIV 9 jaar was brak een opstand van de edelen uit, de Gronde. Hun troepen, die net terug waren uit de Dertigjarige Oorlog, trokken plunderend door het land. Om zijn vege lijf te redden, moest Lodewijk vluchten uit Parijs. Zijn leven lang heeft hij de adel verder gewantrouwd. In 1661 nam Lodewijk de regering op zich. Alleen hij besliste, zonder wie dan ook om toestemming te vragen. Om zijn gezag af te dwingen bouwde hij een bureaucratisch apparaat op. In de provincies stelde hij 'intendanten' aan. Dit waren de mensen die de belasting inden. Heel belangrijk was ook Lodewijk zijn legerhervorming. Niet langer wilde hij afhankelijk zijn van edelen die eigen troepen op de been brachten en vrijwel onafhankelijk opereerden. Lodewijk bracht het leger onder strikte controle. Hoge officieren werden staatsdienaren die bij gebrek aan discipline werden gestraft. Het leger werd vergroot van 45000 naar 400000 man. Het bracht in Frankrijk een lange periode van rust en vrede.
Bij zijn absolute koningschap paste ook dat Lodewijk de godsdienst van zijn onderdanen bepaalde. Edelen en anderen die zich aan het centrale gezag wilden onttrekken, maakten volgens hem al te gemakkelijk gebruik van het calvinisme. Daarom herriep hij het Edict van Nantes, dat meer dan 70 jaar lang godsdienstvrijheid had gegarandeerd, en begon de Franse calvinisten te vervolgen.





De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek, of terwijl: de Gouden eeuw van Nederland.


In 1588 probeerden de zeven gewesten van de Unie van Utrecht niet meer om een nieuwe landsheer te vinden. Daarmee begon de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De eeuw die volgde stond in het teken van de economische voorspoed en de bloei van de kunst en wetenschap.
Door de Nederlandse opstand hadden de gewesten en steden hun zelfstandigheid grotendeels behouden.
Waar in andere landen de macht van de koning groeide, had de Republiek niet eens een centrale regering. Beslissingen werden vaak pas genomen na langdurig overleg en na het sluiten van veel compromissen: 'schikken en plooien'. Daarbij konden honderden mensen betrokken zijn. Naar buiten toe trad de Republiek op als een eenheid, maar zodra het over binnenlandse aangelegenheden ging, waren de gewesten aparte staatjes, waarbinnen ook de steden en regio's meepraatten over het gezamenlijke bestuur. De macht was in handen van de regenten.
Het hoogste orgaan in de Republiek was de Staten-Generaal. Daarin zaten de afgevaardigden van de gewesten. De Staten-Generaal beslisten over de buitenlandse politiek, over in- en uitvoerrechten en over leger en vloot. Ook bestuurden ze de 'generaliteitslanden', de delen van Brabant en Limburg die op de Spanjaarden waren veroverd.





De tijd van regenten en vorsten

Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
Nicolaes Visscher Indiae Orientalis, 1681;
Op de kaart hiernaast is het Aziatisch handelsgebied te zien. De Nederlanders mochten in Azië geen handel drijven buiten de VOC. De VOC is opgericht in 1602 door de Staten-Generaal. De VOC werd opgericht omdat er hevige concurrentie was ontstaan tussen de Nederlanders nadat de weg naar Indië was gevonden. Deze compagnie kreeg bevoegdheden die normaal gesproken alleen nationale overheden hebben. De VOC heeft een heel netwerk van handelsposten en forten op de kusten van Azië opgebouwd. Ook in Zuid-Afrika werd een kaapkolonie gesticht. Later gingen ook andere Europese compagnieën op Azië varen, maar de VOC was de grootste en de rijkste van allemaal.

Het West-Indisch Huis in Amsterdam was het hoofdkwartier van de WIC van 1623 tot 1647. Deze compagnie werd opgericht in 1621 opgericht naar voorbeeld van de VOC, toen de Nederlanders ook in West-Afrika en Amerika actief werden wat betreft handel. Lange tijd was niet handel het hoofddoel van de WIC, maar het bestrijden van Spanje. Door de Spaanse aanvoer van goud en zilver uit Zuid-Amerika te treffen, moest Spanje financieel worden uitgeput. De WIC bedreef daarom kaapvaart; piraterij met toestemming van de overheid. Pas toen de oorlog met Spanje voorbij was, werd de WIC winstgevend, met handel in slaven, goud etc.

De wetenschappelijke revolutie
Portret van Nikolaus Copernicus. Het is gemaakt in 1580. Bij Copernicus is de Wetenschappelijke Revolutie begonnen. Hij was de eerste geleerde die het eeuwenoude beeld van het heelal verwierp. Op grond van wiskundige berekeningen stelde hij dat niet de zon om de aarde draaide, maar de aarde om de zon. Bovendien draaide de aarde om haar eigen as. Zijn theorie werd in 1543 na zijn dood gepubliceerd in De revolutionibus. Eerst vond men zijn ideeën grote onzin, maar in de 17e eeuw werd zijn inzicht algemeen door wetenschappers aanvaard. De katholieke kerk was het niet eens met zijn ideeën en zijn boek kwam dus een tijd op de kerkelijke lijst van verboden boeken.


Een botanische tuin die is ontstaan in de 17e eeuw. In die tijd was het vooral de bedoeling om planten te kweken voor geneeskunde, maar werd hij ook veel gevuld met exotische planten die ontdekkingsreizigers uit alle delen van de wereld meenamen. Planten en dieren werden toen namelijk steeds meer bestudeerd; natuuronderzoek was een rage. De uitvinding van de instrumenten als de telescoop en de microscoop maakten precieze waarnemingen mogelijk. Al deze observaties speelden een grote rol bij de wetenschappelijke vooruitgang. Zo werden ook de eigenschappen van lucht onderzocht door Robert Boyle, William Harvey ontdekte de bloedsomloop, Jan Swammerdam onderzocht de anatomie van insecten, etc. De Wetenschappelijke revolutie werd aangewakkerd doordat men hierdoor dingen praktischer kon maken; zo konden er nu bijvoorbeeld precieze zeekaarten en meetinstrumenten gemaakt worden, de curve van zware voorwerpen als kogels kon worden berekend en de vuurkracht van kanonnen en geweren kon worden vergroot.

Bronnen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vereenigde_Oost-Indische_Compagnie
http://nl.wikipedia.org/wiki/West-Indische_Compagnie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Nikolaus_Kopernikus.jpg
http://images.google.nl/imgres?imgurl=http://www.take-a-trip.eu/uploads/pics_bezienswaardigheden_nl/edinburgh-botanische-tuin-3.jpg&imgrefurl=http://www.take-a-trip.eu/nl/edinburgh/bezienswaardigheden/royal-botanic-garden&usg=__8i80eYlcx5_rpW-QW2b1gqD_n3U=&h=500&w=375&sz=97&hl=nl&start=1&tbnid=UFwuHW1J0sjAwM:&tbnh=130&tbnw=98&prev=/images%3Fq%3Dbotanische%2Btuin%2B17e%2Beeuw%26gbv%3D2%26hl%3Dnl
Geschiedenis Werkplaats, VWO, blz. 96 en 97 en 103 – 105

vrijdag 9 januari 2009

Geschiedenis opdracht Renaissance

5 kenmerkende aspecten uit de tijd tussen 1500-1600.
2 voorbeelden per aspect met een korte uitleg.

1. Het wereldbeeld van de mens.
2. De Europese expansie.
3. De Kerkhervorming.
4. De Nederlandse opstand.
5. Kunst; Leonardo da Vinci.

1. Het wereldbeeld van de mens.
Een wereldbeeld is een voorstelling die mensen hebben van de werkelijkheid in de wereld. Het wereldbeeld van de mensen veranderde echter in de tijd van de renaissance omdat het een begin was voor de mensen voor belangstelling van de wetenschap.
Vanaf het midden van de 16de eeuw werden de middeleeuwen steeds meer beschouwd als een tussenperiode tussen de glorieuze oudheid en de nieuwe tijd waarin de oudheid herleefde. De Italiaanse kunstenaar en architect Giorgio Vasari sprak van een renascimento (wat wedergeboorte betekend). De middeleeuwse kunst noemde hij 'gotisch', wat hij hetzelfde vond als barbaars.
In de Renaissance gingen mensen zich zien als nieuwe scheppers. Naar het voorbeeld van de Grieken en de Romeinen vonden zij:
- dat een mens zichzelf niet op de achtergrond hoefde te plaatsen.
- Dat ieder mensen belangrijk was en leefde voor zichzelf, niet voor een of andere groep.
- Dat het leven geen voorbereiding was op het leven na de dood, maar dat van het leven op aarde moest worden genoten: Carpe diem (pluk de dag) was een bekende Romeinse uitspraak.
- Dat talenten en mogelijkheden van een individu mochten niet door dwang, of ander gezag worden beperkt.
De ideale nieuwe mens werd de 'uomo universale': de mens die zich ontwikkelde op een zo breed mogelijk vlak (maatschappelijk leven, kunsten en wetenschappen). De Italiaan Leonardo da Vinci (1452 – 1519) geldt als voorbeeld van de 'uomo universale'. Hij was schilder, beeldhouwer, anatomisch onderzoeker en tekenaar, architect, wiskundige en ontwerper van talloze mechanische werktuigen.

2. De Europese expansie.
In deze tijd begon de Europese overzeese expansie. In 1493 verdeelde Paus Alexander VI de wereld in twee delen. Door de Atlantische Oceaan trok hij een denkbeeldige lijn. Maar een deel van de aarde was door de mensen nog helemaal niet bekend. Ze dachten dat de andere kant van de wereld, richting Azië geblokkeerd was en wie over de evenaar kwam verbrandt werd door een reusachtige ondoordringbare hittegordel.
Men leerde niet alleen meer over hoe de wereld echt in elkaar zat, maar ook meer over het heelal. De astronoom Nikolaus Copernicus (1473 – 1543) bracht bijvoorbeeld verandering in het idee dat de aarde het middelpunt van het heelal was en dat de zon, de planeten en de sterren om de aarde heen draaiden. Copernicus was van mening dat:
- de zon een vaste ster is, omringd door planeten die rond haar wentelen en waarvan zij het middelpunt en de fakkel vormt.
- Er naast de hoofdplaneten (primaire planeten) ook nog secundaire planeten zijn die als satellieten rond hun hoofdplaneten draaien, en samen met hen rond de zon.
- De aarde de hoofdplaneet is.
- De beweging van sterren die je denkt te zien, eigenlijk een optische illusie is, veroorzaakt door de werkelijke beweging van de Aarde en de schommelingen van haar as.
De beweringen van Copernicus waren revolutionair. Ze gingen in tegen wat ieder mens met 'gezond verstand' zelf kon voelen en zien.

3. De Kerkhervorming.
De protestantse reformatie die een splitsing van de christelijke kerk in West-Europa had. Hervormen betekend letterlijk veranderen en verbeteren. De kerkhervorming van de 16e eeuw wilde de kerk in zijn oorspronkelijke, zuivere staat terugbrengen. Toen dit niet binnen de rooms-katholieke kerk lukte, ontstonden afgescheiden protestantse kerken. Een ander woord voor kerkhervorming is reformatie.
Erasmus was een typische humanist. Hij leerde Grieks en gebruikte die kennis om de originele Griekse bronnen van het Nieuwe Testament te bestuderen. Hij constateerde dat de Latijnse Vulgaat, die al duizend jaar de meest gebruikte versie van de Bijbel was, vol zat met fouten.
De Bijbelstudie zelf was een van de gevaarlijkste vorm van kritiek op de kerk. Erasmus vond dat het ware Christendom door kritische bijbelstudie te ontdekken was. Daarmee ondergroef hij het idee waarop het gezag van de kerk rustte: dat alleen de paus en de priesters de geloofswaarheden konden bepalen. Zo werd hij een belangrijke wegbereider van de reformatie of kerkhervorming, die tot een breuk in de kerk leidde. Met zijn ideeën had hij bovendien veel invloed onder de ontwikkelde elite in West-Europa, vooral in zijn eigen gewest Holland. Dat zou er tientallen jaren later ook toe leiden dat dit geweest zich losmaakte van de katholieke kerk. Zelf brak Erasmus er niet mee. Hij wilde geen scheuring van het christendom en vond kerkhervorming als Luther te fanatiek en intolerant.

4. De Nederlandse opstand.
De Nederlandse opstand duurde van 1566 tot 1588. De Nederlandse opstand had 3 oorzaken; een politieke-, een economische- en een godsdienstige oorzaak.
De politieke oorzaak hield de regie van Karel V en Filips II in. Zij wilden allebei een absolutisme wat betekende dat zij de macht hadden en de mensen moesten gehoorzamen. De adel en zelfs de Staten-Generaal waren hiertegen, omdat Filips II hen wou afzetten en zo zelf de geldzaken kon regelen. De problemen met de economie waren duidelijk. Er heerste grote armoede waar niks aan gedaan werd, integendeel de prijzen van producten bleven stijgen en de lonen bleven laag.
Eigenlijk in deze tijd was er geen enkele vorst die het toeliet dat er in zijn land 2 verschillende godsdiensten waren. Karel V was streng Rooms-Katholiek, terwijl de inwoners eigenlijk protestants aan het worden waren. Daarom maakte Karel V wetten tegen ketters, iedereen moest het Rooms-Katholieke geloof aannemen.

5. Kunst; Leonardo da Vinci.
Dankzij de Mona Lisa, nu nog bekend als het beroemdste schilderij uit de gehele kunstgeschiedenis, heeft Leonardo da Vinci zijn bekendheid te danken. Alhoewel het schilderij niet groter is dan 4 A-4tjes hangt het zelfs nu het origineel nog achter kogelvrij glas in een museum. De Mona Lisa is gemaakt in de tijd van de fotografie en film en was in 1503 af. Leonardo da Vinci besteedde een groot deel van zijn leven aan de natuur. Ook heeft Da Vinci een nieuwe schildertechniek uitgevonden: sfumato.
Tijdens de Renaissance vonden de mensen de godsdienst nog steeds belangrijk. Nog steeds werden kerken gebouwd en van godsdienstige kunst voorzien. Maar vorsten, edelen en rijke burgers gingen hun eigen paleizen, huizen en stadhuizen met niet-godsdienstige kunst versieren. Kunstenaars gingen veel aandacht besteden aan het precies uitbeelden van het menselijk lichaam. Zij kregen oog voor perspectief en voor de natuur. Ook gingen zij een eigen stijl ontwikkelen en hun werk ondertekenen.

De Contra-Reformatie ging samen met een verandering in de kunst. Er ontwikkelde zich een aparte kunststijl, de Barok. Elementen uit de Renaissance, zoals de invloeden uit de bouwstijl in de Grieks-Romeinse tijd, bleven behouden. Maar om de macht en de grootheid van de Kerk goed tot uiting te laten komen werd de bouwstijl en de inrichting van de kerken veel overdadiger dan in de Renaissance. Ook vorsten die in die tijd absolute macht poogden te verwerven en hun macht graag in hun paleizen tot uitdrukking wilden brengen, sloten zich bij deze bouwstijl aan. De barok is vooral te vinden in katholieke en door absolute vorsten geregeerde landen. In de Nederlanden bleef de Renaissance veel langer van invloed.
In de Tweede helft van de 18de eeuw ontstond in Europa een gedeeltelijke nieuwe stroming in de kunst, het Classicisme. De verbreiding van het Classicisme werd in het bijzonder gestimuleerd door opgravingen in Herculaneum vanaf 1711 en in Pompeï vanaf 1733. Beide steden waren in de Romeinse tijd bij een uitbarsting van de Vesuvius volkomen bedolven. Tot in de kleinste details was de Romeinse cultuur uit de keizertijd op te graven. In de Renaissance streefden de kunstenaars ernaar de kunst van de Grieken en de Romeinen te evenaren. In de tijd van het Classicisme wilden kunstenaars hen overtreffen door rationeler te werk te gaan. De classicisten bewonderden vooal de harmonie (juiste verhoudingen) in de kusnt van de klassieke Oudheid. Harmonie kan met het verstand verkregen worden. In de schilderkunst en vooral in de bouwkunst kan harmonie zelfs wiskundig berekend worden. Uit de kunstwerken van de Grieken en de Romeinen probeerden de classicisten 'wetten' en regels af te leiden om de ideale verhoudingen te bereiken. Die wetten en regels gingen ze toepassen in hun eigen kunstwerken.


Mirjam en Kim.

vrijdag 31 oktober 2008

De Grieken en Romeinen

Grieken en Romeinen

Ik heb gekozen voor: een beschrijving van de 6 kenmerkende aspecten uit het tijdvak. Per kenmerkend aspect geef je 2 voorbeelden, deze leg je uit.

De 6 kenmerkende aspecten uit dit tijdvak zijn:

1. Wetenschap en politiek in de Griekse stadsstaat.
2. Het Romeinse imperium.
3. De Grieks-Romeinse cultuur.
4. Aristoteles.
5. Romeinen en Germanen.
6. De ondergang van het Romeinse Rijk.

Wetenschap en politiek in de Griekse stadsstaat.

De naam die de Grieken gaven aan hun rijk is 'Hellas'. Hellas was niet een centraal rijk, maar bestond uit allemaal verschillende stadsstaatjes. Hier leefde de bevolking onder een agrarische landbouwsamenleving. Veel stadsstaten hadden hoogstens 1000 inwoners. In Athene daarentegen, leefde in de 5e eeuw v.Chr. al 250.000 inwoners. Alle stadsstaten hadden een eigen leger.
Athene begon als een monarchie, werd vervolgens een aristocratie, daarna een tirannie, wat vervolgens eindigde op het moment dat Kleistenes de macht greep. Kleistenes wierp zich als volksleider en veroverde, met steun van het Atheense volk, Acropolis. (voorbeeld 1, het invoeren van de democratie).
In 507 v.Chr. voerde Kleistenes de democratie in. Hij gaf, de al bestaande volksvergadering, de hoogste macht. Een ander woord voor volksvergadering is: ekklesia. Alle vrije Atheense mannen kregen stemrecht. De ekklesia besliste over de wetten, koos de militaire commandant en andere hoge functionarissen. Met hoge functionarissen zouden wij de regering noemen.
De ekklesia controleerde de ambtenaren en bestuurders en konden deze, bijvoorbeeld door wanprestaties, ook ontslaan.
De Atheense democratie hield bijna 200 jaar stand. Maar voor de Grieken was dit niet de beste politieke manier om te leven. Het duidelijkste voor hen was de besturingsvorm Sparta. Dit was een strak georganiseerde, militaire aristocratie.
De filosofen hadden weinig waardering voor de democraten. Ze wantrouwden de massa die zich meer liet leiden door hun emoties, dan door hun verstand. (voorbeeld 2, politiek en filosofen).
Ook de filosofen voelden dus niet veel voor een democratie, maar mee voor een oligarchie of een aristocratie. Daarin zou de macht in handen zijn van verstandige mensen, die door traditie of persoonlijke kwaliteiten bewezen hadden dat ze de staat konden leiden. Ondanks de kritiek op het democratische systeem, werd Athene in de 5e eeuw v.Chr. het centrum van Hellas, het culturele centrum van Griekenland. Plato stichtte er 'de Academie' waar hij les gaf in de wiskunde, natuurwetenschappen en filosofie. Aristoteles deed hetzelfde in zijn Lyceum. Toch ontstond de filosofie biuten Athene. In de 6e eeuw v.Chr. Gingen mensen in Ionië, het huidige westen van Turkije, voor het eerst op een wetenschappelijke manier nadenken over de natuur.
Dit noemen we filosofie. Ze vroegen zich bijvoorbeeld af waar alle materie uit was opgebouwd en probeerde te bedenken welke vorm de aarde zou hebben. Ze hielden zich dus bezig met filosoferen en de wetenschap.

Het Romeinse imperium.

Rome werd 754 v.Chr. gesticht. Vanuit hun stadsstaat veroverde de Romeinen verschillende delen van Europa, zoals in de 3e en 4e eeuw v.Chr. Italië en later Spanje en Portugal. De basisgedachte van de Romeinen was dan ook: de aanval is de beste verdediging. Nog wat later veroverde ze (voorbeeld 1 n.a.v. de uitspraak) Carthago. Voordat ze deze echter hadden verslagen, hadden ze eerst 3 oorlogen met hun uitvechten. Bij de tweede oorlog kwam het echter zo ver dat de Carthaanse leider met olifanten de Alpen overtrok voor een verrassingsaanval tegen de Romeinen. Dit was bijna gelukt. De Romeinen versloegen ze uiteindelijk in de 3e oorlog. Uiteindelijk heeft het dus een eeuw geduurd om Carthago te verslaan.
In 146 v.Chr. werd Carthago met de grond gelijk gemaakt. De bevolking werd weggevoerd als slaven en de grond werd volgestopt met zout, zodat er nooit meer wat zou groeien. Kortom de Romeinen creëerden een woestijn en noemde het Vrede.
Maar de Romeinen vonden het niet genoeg en veroverde in dezelfde tijd ook Macedonië en Griekenland. Hierdoor kregen de Romeinen wat meer mee van de cultuur van de Grieken. Het kenmerk van de Romeinen was hardheid en dat van de Grieken fijnzinnigheid. Dit werd dus gecombineerd.
Na de verovering op het zogenaamde 'Hellas', ging het hard met de uitbreiding van het Romeinse Rijk. Zo werden in het oosten de Balkan, Turkije, Syrië, Judea (Israël) en een deel van Arabië veroverd. In het zuiden werden Egypte en de complete kuststrook van Afrika (tot ongeveer 200km het land in) veroverd. In het noorden werden Frankrijk, België, Zuid-Nederland, en het Alpengebied tot aan Beieren (Duitsland) erbij gevoegd.
Vanaf 43 n.Chr. werd ook Groot-Brittannië toegevoegd aan het Romeinse Rijk (wat toen nog niet het Romeinse rijk heette).
In het noorden van Brittannië liet keizer Hadrianus een muur van 130km bouwen ter bescherming tegen de Romeinen, ook wel genoemd de Barbaren.
(voorbeeld 2, machtsverdeling, macht hebben was wel degelijk belangrijk in deze tijd).
Voor een lange tijd was Rome een republiek, met een senaat die de dienst uitmaakte en een aantal volksvertegenwoordigers die ook wat invloed hadden. Later kregen ook de krijgsheren steeds meer macht. De machtigste hiervan was Julius Caesar. Hij was degene die in de jaren 52-58 Gallië veroverde. Na zijn dood, vier jaar later, greep Octavianus de macht en stichtte het Romeinse Keizerrijk, ook wel genoemd het Imperium Romanium.

De Grieks-Romeinse cultuur.

Zoals in het vorige onderdeel als stond, blonken de Romeinen uit in hardheid en de Grieken waren daarentegen juist heel fijnzinnig. De Griekse architectuur was gemaakt naar inspiratie van de Egyptenaren. De mensen gingen de anatomie van de mens bestuderen en ontdekten dat beelden levendiger en beweeglijker eruit zagen als de benen niet al te vast op de grond stonden en dat een gezicht levendiger zou worden als er een glimlach op stond. De meeste beelden die ze maakten waren Goden en werden dus nog mooier en perfecter gemaakt dan een mens ooit kan zijn. Perfectie zagen de Grieken als een teken van goddelijkheid.
Een hoogtepunt vormen de beelden die in de 2e helft van de 5e eeuw v.Chr. werden gemaakt. Later werd dit de klassieke periode genoemd.
Vanaf de 7e eeuw v.Chr. kwam er een nieuwe stijl bij, de Dorische stijl. (voorbeeld 1). de Dorische stijl had strakke lijnen en robuuste en sobere zuilen. Later kwam de Ionische stijl op. De tempels van deze orde waren ranker en aan de onder- en bovenkant van de zuilen werden ze mooier versierd. De mensen vonden dat Athene mooier opgebouwd moest worden dan ooit! (voorbeeld 2). In 447 v.Chr. ging in Athene een bouwproject van start. Het Atheense volk wilden een grootsere en mooiere stad bouwen dan de wereld ooit had gezien.
De beeldhouwer Phidias en de bouwmeesters Kallikrates en Ictinos kregen opdracht voor de bouw van een tempel voor de Godin Athena Parthenos, op de Akropolis.

In 432 v.Chr. was het Parthenon af. Hoogte, breedte en lengte waren perfect in verhouding met elkaar. Een voorbeeld hiervan zijn de knappe en mooie optische trucs die erin zijn verwerkt. Ze leken voor de toeschouwer recht, maar stonden in werkelijkheid een beetje schuin.

Aristoteles.

Aristoteles werd rond 384 v.Chr. geboren in Stagyra, dit ligt in het noorden van Griekenland. Zijn vader, Nicomachus, was lijfarts van de koning van Macedonië en Aristoteles zou ongetwijfeld ook arts zijn geworden als zijn vader niet vroegtijdig was overleden.
Medische kennis was in die tijd een goed bewaard geheim, dat alleen van vader op zoon kon worden overgedragen. Zijn oom, Proxenus, stuurde Aristoteles op zijn zeventiende naar Athene om aan de Academie van Plato verder te studeren. Twintig jaar lang bleef Aristoteles de leerling van Plato. Na Plato's dood, in 347 v.Chr. verliet hij de Academie weer om op reis te gaan naar Macedonië. Hieronder zie je een foto van Plato (links) en Aristoteles (rechts).


De Macedonische Koning haalde Aristoteles naar zijn hof om de dertienjarige kroonprins Alexander (de Grote), les te geven. Toen Alexander volwassen was geworden, keerde hij terug naar Athene. Daar ging hij lesgeven in het Lyceum en schreef een groot aantal teksten. De bijnaam van Aristoteles is ook wel; 'de filosoof van de filosofie'. Filosofie betekende voor hem vooral ook nadenken over het denken.
Volgens Aristoteles moest wetenschap beginnen met het nauwkeurig observeren en beschrijven van voorwerpen. Daarna kwam het verklaren. Op de grond van waarneming, die je had waargenomen, moest je kunnen verklaren, verbanden leggen en conclusies geven over de observatie. Aristoteles heeft zijn ideeën, die volgens hem wel voldeden aan de logica, ook toegepast bij de biologie. Hij bestudeerde het gedrag van de dieren en probeerde zo hun gedrag, op logische wijze, te verklaren. In 323 v.Chr. dreigde Aristoteles dezelfde straf te krijgen als Socrates, die de doodstraf kreeg wegens beschuldiging van godslastering. Aristoteles vluchtte, integendeel tot Socrates, het land uit en stierf een jaar later op het eiland Euboea. Tot de late Middeleeuwen is er geen filosoof als Aristoteles geweest. Pas in de late Middeleeuwen gingen de mensen zijn stijl bestuderen, maar veel teksten waren al verloren gegaan. Vaak ontbraken er grote stukken of was de tekst compleet verdraaid.
De Romeinen en Germanen.

Aan de ene kant vonden de Romeinen de Germanen barbaars. Maar op een of andere manier was er toch ook een soort bewondering voor ze. De Germaanse stammen in het noorden van Europa kregen halverwege de 1e eeuw v.Chr. te maken met de Romeinen. Het Romeinse rijk (wat hierboven beschreven staat, incl. landen) bestond uit de landen die hierboven zijn beschreven en Germania was het land aan de andere kant van de Rijn. Hier woonden de Germanen. In 12 v.Chr. vielen de Romeinen Nederland binnen, omdat keizer Augustus het rijk wilde uitbreiden tot aan de Elbe. De Elbe is een van de belangrijkste rivieren van Midden-Europa en stroomt door Duitsland en Tsjechië. Dit werd echter opgehouden doordat in 9 n.Chr. De Germaanse stammen zo'n 20.000 man van het Romeinse leger in de pan hakte. De Romeinen trokken zich terug achter de Rijn en dat bleef 400 jaar lang de grens.
In het grensgebied, wat nu Nederland is, woonden de Bataven en Canninefaten. Ze werden trouwe Romeinse bondgenoten.
De Germanen leefden in stamverband met de landbouwsamenleving. In het grensgebied dreven ze handel met de Romeinen, aan wie ze ondermeer huiden leverden. De Romeinen noemden hen de barbaren, zoals bij elk volk waarvan ze de taal en cultuur niet begrepen. Het woord kwam van de Grieken, die naar vreemde talen verwezen als 'bar-bar' en alle andere volkeren als onbeschaafde zagen.
De Germanen kenden volgens de Romeinse schrijvers geen luxe en hadden daar ook geen behoefte aan. (voorbeeld 1). 'Ze pakten modder met de hand, droogden die, meer in de wind dan in de zon, en met deze aarde als brandstof verwarmen zij hun voedsel en hun door de noorderkou verkleumde ingewanden', aldus een Romeinse officier.

(voorbeeld 2).
Veel Germanen dienden in het Romeinse leger, en gingen dat geleidelijk domineren. Op den duur raakte de grens zo in verval dat Germaanse krijgsheren en hun volgelingen over de Rijn het rijk binnen konden trekken. Zij stichtten daar eigen koninkrijken, gingen de oorspronkelijke bevolking overheersen, maar namen wel de Romaanse talen en de Romeinse gewoonten over. De Germanen bewonderden de Romeinen en waren er niet uit om hun cultuur te vernietigen, maar die voer te nemen.

De ondergang van het Romeinse Rijk.

Rond 150 na Chr. stond Rome op het toppunt van haar macht. In het Romeinse Rijk heerste vrede en welvaart. Maar er waren veranderingen op komst.
Aan de noordelijke grenzen kwam steeds meer dreiging van 'barbaarse' stammen, en het kostte het Romeinse leger dan ook steeds meer moeite om deze volken buiten de grenzen te houden.
Deze indringers - grotendeels Germanen - wilden het Romeinse Rijk in om te plunderen, of om er zich te vestigen en te delen in deze ‘geweldige’ Romeinse beschaving.
Ook kreeg het Romeinse Rijk in het midden van de 3de eeuw te maken met hevige burgeroorlogen tussen generaals die om de troon vochten.
In het oosten werd het Romeinse Rijk ook door de Perzen aangevallen. Dit alles was het begin van het verval van het Romeinse Rijk. Een verval dat uiteindelijk het machtige Romeinse Rijk verdeelde in het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk.

Eigenlijk is het Romeinse Rijk ten val gekomen door de invallen van de ‘barbaren’. Deze mensen hadden een ander beeld voor geloof dan de Romeinen. Het begon allemaal met een klein deel van deze bevolking die ging geloven in het Christendom. Jezus was het begin van het Christendom. Hij leefde als leraar in de tijd van keizer Augustus. Jezus sprak over gelijkheid van mensen, hij vond dat iedereen gelijk was, zoals arm en rijk. Hij geloofde in de goedheid van de mensen. De apostelen (leerlingen) van Jezus schreven een aantal verhalen van de meningen over bepaalde dingen van Jezus, wat later in de bijbel verscheen. Het Christendom bleef zich maar uitbreiden. Dit had verschillende redenen, zoals;
- het sprak veel arme mensen aan. Dit kwam doordat er in de bijbel stond dat mensen gelijk waren.
- De mensen zagen door dit geloof een uitzicht op een beter leven.
De Keizers die op dat moment aan de macht waren, lieten het maar gaan, omdat ze dachten dat het toch geen invloed zou hebben op het grote en machtige Romeinse Rijk. In 313 heeft Constantijn, de toenmalige keizer het Christendom officieel toegestaan. Steeds meer mensen, inclusief de Romeinen, stonden hun geloof af en bekeerden zich tot het Christendom. In 375 kwam Theodosius aan de macht. Hij voerde het Christendom in als enige geloof. Niemand mocht meer iets anders geloven dan het Christendom. Hierdoor begon het Romeinse Rijk al een beetje uit elkaar te vallen. De mensen realiseren zich dat het te groot is geworden om maar door 1 persoon bestuurd te worden en het wordt opgesplitst in 2 verschillende delen. Het oostelijke en westelijke deel. Sommige mensen probeerden het nog wel om de macht op te pakken en 1 rijk te regeren, maar de Germanen bleven aanvallen en in 476 was de val van het westelijk deel van het Romeinse Rijk. Ook wordt Rome, het belangrijkste bestuurspunt van het toenmalige Romeinse Rijk aangevallen. De conclusie: Het rijk is weg en wordt niet meer bestuurd uit Rome. Het Christendom blijft overeind en krijgt grip op de Germanen. Ook ontstaan er kloosters.

donderdag 23 oktober 2008

Het Romeinse rijk

Rond 800 voor Chr. Veroverden de Etrusken een groot deel van Noord- en Midden-Italië, waaronder Rome. De inwoners van Rome leefden van landbouw. Door de Etrusken nam de handel sterk toe, hierdoor ontstonden veel steden. Rond 500 vocht Rome zich vrij van de Etrusken.
In de volgende 2 eeuwen veroverden de Romeinen bijna heel Italië. Ze zouden Italië bijna 1000 jaar regeren.
Rome werd eerst geregeerd door koningen, maar werd al snel een republiek; regeringsvorm waar na een bepaalde tijd steeds nieuwe bestuurders worden gekozen.
Belangrijkste bestuurders waren consuls.
Elk jaar opgevolgd door 2 andere. Bij oorlog voerde elke consul een deel leger aan.
Ook belangrijk was het senaat.
Mensen die vroeger bestuurder waren geweest gaven raad aan de bestuurders.
De volksvergadering bestand uit Romeinse mannen, maar deze had weinig te zeggen over Rome.

Rijke Romeinen werden patriciërs genoemd. De rest was plebejer.
Leidinggevende functies in het bestuur van de stad of in het leger waren voor patriciërs.
Bepaald door afkomst.
Huwelijk tussen de twee groepen was verboden.
Wanneer het plebejers lukten om even rijk te worden, betaalden ze evenveel belasting
Na verloop van tijd werden de plebejers ontevreden; ze wilden ook de leiding kunnen hebben en niet als slaaf verkocht kunnen raken wanneer ze schulden hadden.
Patriciërs hadden enkele eeuwen de macht. Toen ze hulp nodig hadden voor oorlog buiten Italië, kregen plebejers meer rechten;
Ze mochten niet meer verkocht worden als slaaf als ze schulden hadden
De twee groepen mochten met elkaar trouwen
Ook plebejers mochten de hoogste ambten uitoefenen
De arme plebejers waren nog steeds niet tevreden, maar ze hadden nog steeds weinig te zeggen. De vrouwen en slaven hadden nog steeds helemaal niets te zeggen en de slaven hadden een zwaar leven.

De Romeinen hadden rond 275 voor Chr. Heel Italië in handen. Hierna veroverden ze een imperium; Middellandse Zeegebied en een groot deel van Europa. Dit kostte 300 jaar.
Reden voor Imperium;
Een land een bondgenoot van de Romeinen aanviel.
De bevolking van dat land was een bedreiging voor handel of veiligheid van de Romeinen.
Ze wilden meer grond hebben voor hun eigen bevolking.
Ze vonden dat ze de taak hadden om voor rechtvaardig bestuur in de wereld te zorgen.
Veranderingen voor de Romeinen door de veroveringen;
Romeinse rijk werd verdeeld in provincies met eigen bestuur en gouverneur, bepaald bedrag belasting per jaar en waarin bepaalde Romeinse troepen werden gelegerd.
Het senaat werd machtiger.
De invloed van de Griekse cultuur werd sterker.
Veel boeren raakten hun bedrijf kwijt, doordat de boeren in het leger moesten; proletariërs
Het aantal rijke mensen nam toe, maar ook het aantal arme mensen.
Ze maakten veel slaven buit die ze behandelden als vee. Hierdoor waren veel opstanden.
Het leger werd minder sterk, mede doordat men zijn eigen wapens moest betalen.

Sommige rijken wilden de armen aan land helpen; Tiberius en Gaius Gracchus. Ze wilden land van de staat onder de armen verdelen. Werklozen konden hierdoor opnieuw boer worden en er zouden sterke boerenlegers komen. Veel rijken hadden land van de staat gepacht. Er ontstonden gevechten tussen voor- en tegenstanders. Tegenstanders wonnen, er werd maar weinig land verdeeld.
Er waren te weinig soldaten voor de Romeinse legers. Op voorstel van een consul werd een beroepsleger ingesteld: proletariërs konden 16 jaar in het leger. Na hun diensttijd kregen ze wat grond. Hun bevelhebber zorgde voor hun soldij en voor een stuk grond na hun diensttijd: hun bevelhebber werd belangrijker dan Rome. Sommige bevelhebbers trokken met hun leger naar Rome om de macht te krijgen; Julius Caesar.
Het senaat wilde dit voorkomen door de moord op Caesar. Hierdoor kregen ze juist tegenstanders. Er ontstond een burgeroorlog. Een neef van Caesar, Octavianus, won en liet zich Augustus noemen. Hij ging wat voorzichtiger te werk en hij liet de senaat, consultaat en de volksvergadering bestaan. Maar hij wilde wel echt de macht hebben; zo werd hij de eerste keizer van het Romeinse rijk.
Augustus en zijn opvolgers zorgden voor enkele eeuwen van vrede; Pax Romana.
Oorzaken van deze vrede:
Het leger bleef trouw aan de keizers.
Er kon goed handel worden gedreven, waardoor de welvaart toenam.
Er waren geen krachtige vijanden die in de buurt van de grenzen kwamen.
De handel nam toe in de tijd van de republiek. Handelaren en handwerkslieden hadden daar voordeel mee, waardoor ze ook in aantal toenamen. Ze woonden meestal in steden. Deze groeiden en er kwamen nieuwe bij. Er was veel vermaak in de steden, maar hiervoor werden ook wel mensen gedood.
De meeste mensen werkten nog in de landbouw. Ze woonden in dorpjes op het platteland. De meeste grond was in handen van grootgrondbezitters. Die grond werd bewerkt door slaven en vrije pachters. Zelf werkten ze in het bestuur van het rijk en woonden in de stad. De meeste boeren op het platteland waren vrije boeren en hadden kleine boerderijtjes in eigen bezit.
De bevolking bestond uit verschillende lagen:
De rijken. Er waren ook verschillen tussen de rijken afhankelijk van hoe rijk je precies was.
De mensen met enig bezit. Vrije boeren, kleine winkeliers, handwerkslieden.
De armen. Zonder enig bezit behalve het hoognodige.
De slaven.
Iedereen kon het Romeinse burgerrecht krijgen (nadat je bewezen had dat je geromaniseerd was); je viel onder het Romeinse recht en je kon leidinggevende functies krijgen. Sommige volken namen de Romeinse manier van rechtspraak over, omdat het zo goed werkte.

Romeinse geleerden namen het Griekse denken over, maar toch bleven veel Romeinen denken dat de aarde plat was met 'tegenvoeters' aan de andere kant voor het evenwicht.
Ook bij Romeinse mensbeeld kwam veel van de Grieken, maar er waren ook verschillen;
De Romeinen hadden een meer militaire kijk op de mens;
Moed, gehoorzaamheid, opofferingsgezindheid in belang van vaderland waren belangrijk.
Vooral het amfitheater was bekend en strijd stond er centraal. Ook andere voor de Romeinen kenmerkende monumenten zijn 'militaire' monumenten.
Ook hadden ze een meer praktische kijk op de mens;
De mens was een burger met rechten en plichten. Gebouwen waar rechtspraak plaatsvond waren het belangrijkst.
Ze waren niet filosofisch, maar wilden liever de kwaliteit van het leven verbeteren.
De Romeinse gebouwen zijn niet godsdienstig maar praktisch ingericht.
De tempels hadden een voor- en achterzijde. De boog, gewelf, koepel: typisch Romeins.
De andere volken waardeerden de Romeinen om hun rechtspraak
Hun regels waren uniek.

In 63 voor Chr. Werd Israël ingelijfd bij het Romeinse rijk. De Joden begonnen tevergeefs een opstand die eindigde met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Veel Joden vluchtten.
Rond de jaren 100 tot 300 was het Christendom in het Romeinse rijk soms heel verschillend. Pas toen de Romeinse keizers het Christendom aanvaarden
Het Christendom noemt hun belangrijkste rituelen sacramenten (heilige handelingen).
Doop, eucharistie en de biecht
Het huwelijk, de wijding tot priester, het vormsel en het oliesel
In de tijd van de Pax Romana verbreide het Christendom zich snel.
De Romeinse goden waren de officiële goden van het Romeinse rijk, maar men mocht meestal ook geloven in een ander geloof. Het christendom is ook een tijd verboden geweest. De Christenen werden toen vaak echt vervolgd. Dit was omdat;
De christenen namen niet deel aan de feesten ter ere van de Romeinse goden
Ze gingen niet naar amfitheaters en wilden ook geen dienst nemen in het Romeinse leger.
Christenen waren vaak trouwer aan hun geloof dan aan de Romeinen.
Door vervolging hoopten de Romeinen het Christendom uit te roeien, maar het werkte averechts.
In 313 werd het Christendom toegestaan door keizer Constatijn, die zelf ook Christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom tot de enig toegestane godsdienst.
Het Romeinse rijk had een heel precies netwerk van bestuur en regelingen. De Christelijke kerk maakte hiervan gebruik en bouwde een sterke organisatie op. Toen het Romeinse rijk uiteenviel bleef deze organisatie voor een groot deel bestaan.
De bisschoppen, bestuurders, stonden centraal in deze organisatie. Aan het hoofd stond de paus. Als basis van de organisatie stonden de pastoors, bestuurders van kleine kerkelijke gemeenschappen.
Er bleven verschillen tussen het christendom in het westen en het oosten van het Romeinse rijk.

Na de dood van Theodosius in 395 werd het rijk onder zijn zonen verdeeld; Oost- en het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk bleef nog bestaan tot 1453 – Osmaanse Turken
Het West-Romeinse rijk werd in 476 verdeeld in allemaal Germaanse staten.
De Germaanse volken gingen het Romeinse rijk in tijdens de laatste eeuwen dat deze bestond. Sommige volken trokken zich weer terug, terwijl andere bleven, waarvan sommigen romaniseerden, maar de meeste bleven bij hun eigen cultuur. Een groot deel van West-Europa kwam in handen van Germanen. De Germaanse volken hadden veel gemeen;
Hun talen leken veel op elkaar;
Ze leefden van Landbouw;
Ze woonden in dorpen;
Elk volk was verdeeld in stammen;
In iedere stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht;
De slaven zaten in de onderste laag, vrijgelatenen daarna en in de bovenste laag de vrije mannen. Vrouwen en kinderen moesten hun man of vader volledig gehoorzamen;
In oorlogstijd werd er een aanvoerder gekozen die soms later ook koning werd.
De Germanen vereerden meerdere goden, die vaak natuurkrachten verbeeldden. De goden vonden de mensen niet echt belangrijk en om toch de aandacht te krijgen en in de gunst te komen moest men brandoffers brengen. Elke Germaanse stam gaf zijn goden een eigen naam en verbond hem aan een andere natuurkracht. Germanen geloofden dat er leven na de dood was.
Het welzijn en overleven van de familie, de stam, was het belangrijkste. Daarvan afgeleid was het eren van de voorvaderen en het verdedigen van je stamland de belangrijkste normen. Daarom was het belangrijk dat je lichaamskracht, dapperheid, eergevoel en vergeldingsdrang bezat.

Tijdens keizer Constatijn (306-337) hielpen de Franken om het Romeinse rijk te verdedigen. Frankische militairen konden opperbevelhebber worden en een van hen is zelfs 28 dagen keizer geweest. In de eeuw daarna vochten de Franken soms tegen en soms met de Romeinen.
In de 5e eeuw werden de Franken steeds belangrijker. De Romeinse legioenen werden teruggetrokken en met hen ook veel geromaniseerde bewoners. De rest vermengde zich met de Franken. Van de Romeinse cultuur bleef weinig over.
Toen het grondgebied van de Franken werd bedreigd, wilde men een leider; Clovis. In 481 werd hij koning van een van de Frankische stammen. Met dat hij koning werd, begonnen de Middeleeuwen.

woensdag 17 september 2008

Grotschilderingen


Van de prehistorie hebben we maar weinig tot geen bewijzen. Er werd in die tijd nog niet geschreven en we kunnen alleen maar verzinnen wat ze met de grotschilderingen bedoeld hebben. Er zijn dan ook ongelofelijk veel theorieën over deze schilderingen, wat ze zouden kunnen betekenen, waarom ze zijn gemaakt, etc.

Wel weten we meer over hoe deze schilderingen gemaakt zijn. De verf die gebruikt werd, was over het algemeen een mengsel van water, dierlijke vetten en natuurlijke pigmenten zoals mangaanoxide, rode en gele oker en houtskool. Hierdoor bestaan de meeste muurschilderingen dus uit de kleuren; zwart, oker/ geel en rood. Het voordeel van het feit dat de schilderingen in rotsen werden aangebracht, is dat de schilderingen nauwelijks verkleurd zijn dankzij de temperatuur en het donker. Door de grote publieke belangstelling voor deze grotten verandert het kllimaat, de vochtigheid, de temperatuur en het koolzuurgehalte nemen toe. Sommige schilderingen zijn hierdoor zo bedreigd dat ze niet meer bekeken mogen worden.

Voor het aanbrengen van de verf op de rots, werden verschillende methoden en materialen gebruikt. Als kwasten gebruikten ze penselen van mos en boombast, holle botjes werden gebruikt als verfspuit. Soms werd de verf ook in de mond genomen en op de rotswand gespuugd, er werd met de vingers in de rode leem gedoopt en bij andere schilderingen is het pigment in rieten pijpjes verzameld en op een vochtig oppervlak geblazen. De kunstenaars hebben vaak ook gebruikt gemaakt van de welvingen van de rotswand om de schilderingen een extra dimensie te geven. Waarschijnlijk werden deze grotten ook gebruikt voor religieuze zaken.

Opmerkelijk is dat de mens zelf niet vaak wordt afgebeeld. Wanneer hij wel wordt afgebeeld is dit vaak erg schematisch, terwijl de dieren van erg levensecht en in karakteristieke houdingen en soms zelfs met kleuren zijn afgebeeld. De meeste schilderingen die er gevonden zijn, zijn dus afbeeldingen van dieren. Vaak zijn dit paarden en bizons, maar ook herten, mammoets, steenbokken, rendieren, geiten, neushoorns en wilde zwijnen zijn vaak te zien. Op de dieren die afgebeeld zijn, werd waarschijnlijk veel gejaagd. Dit wordt opgemaakt uit het feit dat en veel botten zijn gevonden van jachtdieren bij opgravingen en dat er vaak ook echte jachttaferelen woorden gevonden, waarbij op deze dieren gejaagd wordt. Naast dieren, mensen en wapens werden er ook tekens aangebracht. Deze tekens kunnen worden verdeelt tussen vrouwelijke en mannelijke tekens. In het begin van de grot, rond de opening, zijn vooral mannelijke tekens te vinden. Naar het midden van de grot worden ook meer vrouwelijke symbolen gevonden, maar nog wel samen met de mannelijke tekens.

De meeste rotstekeningen werden langere tijden achter elkaar gebruikt. Veel tekeningen zijn over elkaar geplaatst, alsof de eerst gemaakte figuren niet meer belangrijk waren en alleen de laatste de aandacht moesten hebben. Dit zou op zich niet heel bijzonder zijn als er naast deze veel gebruikte rots niet een rots lag die ook glad was, maar nog helemaal leeg en onbeschilderd was. Er wordt gedacht dat deze rots misschien heilig was.

Er zijn verschillende ideeën over de reden dat deze tekeningen gemaakt werden. Ze zouden bijvoorbeeld gefunctioneerd kunnen hebben als soort hulpmiddelen van het geheugen. Volgens sommige geleerden werden ze geschilderd om bij de goden succes bij de jacht af te dwingen, maar het zou ook heel goed kunnen dat bepaalde dieren een magische betekenis hadden. Misschien werden ze wel vereerd als goden of waren ze juist bang voor ze en dachten ze dat wanneer ze de dieren zouden tekenen, ze toch een soort macht over ze zouden hebben. Uiteindelijk heeft bijna elke geleerde die hier onderzoek naar doet een eigen idee over de betekenis en de redenen.


Bronnen:

http://books.google.nl/books?id=etO70tYDCxsC&pg=PA15&lpg=PA15&dq=rotstekening+prehistorie+betekenis&source=web&ots=G9dCozKlyW&sig=8QxZzOGy8DM6_V3xHCtCNY--ihk&hl=nl&sa=X&oi=book_result&resnum=5&ct=result#PPA15,M1

http://nl.wikibooks.org/wiki/Kunstgeschiedenis/Prehistorische_kunst

http://www.bertsgeschiedenissite.nl/geschiedenis%20mens/rotstekeningen.htm

http://www.scholieren.com/werkstukken/29106

http://www.adorant.nl/De%20Zon%20op%20de%20rotsen.htm

Artikel Jagers en Boeren, Landbouw en Steden.

Zo lang de ijstijd duurde, woonden de jagers en boeren in het zuiden vanë Europa. Rond 10.000 v.C. Kwam er een einde aan de late ijstijd. De temperatuur steeg en de toendra's maakten plaats voor moerassen en bossen. De jagers-Verzamelaars keerden terug in Nederland en andere delen van Europa. In de samenleving van de Jagers-Verzamelaars was er een vaste structuur tussen de mannen en vrouwen. De mannen vingen vis, jaagden op kleine zoogdieren, herten en vogels. De vrouwen verzamelden eetbare paddestoelen, bessen, knollen en verzorgden de kinderen. Zolang er genoeg voedsel te vinden was, bleven ze met z'n allen op 1 plaats. Zo'n groep bestond uit ongeveer 25 mensen. Deze woonden in tenten of eenvoudige hutten in tijdelijke kampementen.
Als je bij de Jagers-Verzamelaars hoorde, moest je heel veel kennis hebben van de natuur. Deze kregen ze dan ook doordat de kennis die ze hadden, werd over gegeven van generatie op generatie.
De mensen begonnen ook met het maken van werktuigen. Van vuursteen maakten ze messen, pijlpunten en krabbers. De botten en het gewei van een edelhert waren grondstoffen voor werktuigen als priemen en bijlen. Hoe komt het eigenlijk dat we dit allemaal weten? Dat komt doordat archeologen onderzoeken deden waar ze bijvoorbeeld prachtige en kleurrijke muurschilderingen werden gevonden.

Het ontstaan van de landbouw.
De overstap van Jagers-Verzamelaars naar de landbouw was een langzaam groeiend proces. Het had echter wel zulke grote gevolgen dat er werd gesproken van een landbouwrevolutie. De landbouwrevolutie begon in de Vruchtbare Halve Maan. Dit is een gebied dat zich uitstrekt van het Nijldal, over Israël, Jordanië, Syrië en Irak. De mensen aten in het begin nog niet veel verschillend van wat ze eerst aten. Maar met de kennis die ze opdeden en hadden gingen ze zelf ook zaden planten. Dit gebeurde ongeveer rond 10.000 v.C.
Mensen aten nog gewoon vlees en andere producten, omdat de oogst nog niet al te groot was. Agrarische producten waren eigenlijk maar een aanvulling op het 'normale eten'.
Verschillende granen en tarwe groeiden in het wild. Nomaden gingen erop uit om deze te verzamelen. Bij iedere nieuwe cyclus van planten en oogsten namen ze de zaden van de grootste of lekkerste zaden mee, om opnieuw te planten. Uiteindelijk werden de zelf geteelde granen de belangrijkste voedselbron.
De landbouwers gingen daarentegen ook runderen, geiten en schapen, die in het wild liepen, temmen, en zo ontstond er naast de akkerbouw ook veeteelt. Het eerste eten wat er op het menu kwam was brood en melk. De mensen brachten de natuur in cultuur en waren er zo niet meer afhankelijk van. Andere plaatsen in de wereld waar signalen waren van landbouw zijn; China, in de Andes in Zuid-Amerika, in Midden-Amerika en mogelijk op een paar plaatsen in Afrika.
Het ontstaan van de landbouw hing eigenlijk samen met het ontstaan van het schrift. Toen het schrift ontstond, was de prehistorie tot zijn einde gekomen. Dit gebeurde ongeveer 3000 v.C. Op kleitabletten werden eenvoudige tekentjes gemaakt om zo de graanvoorraden bij te houden. Uit dit beeldschrift ontstond later het spijkerschrift.


Ieder jaar stroomde er 2 rivieren over, de Eufraat en de Tigris. Dit kwam omdat ze veel smeltwater van de bergen uit het Noorden meevoeren. Als het water weer terug trok, liet het slib achter, wat de grond heel vruchtbaar maakte, wat weer gunstig was voor de landbouw.
Sommige oogsten waren zo gunstig dat de boeren vrijgesteld werden van de landbouw en zich zo konden specialiseren in het maken en ontdekken van verschillende gereedschappen o.i.d. Door de toename van landbouwproductie konden steeds meer mensen in een klein gebied wonen. Sommige dorpen veranderde hierdoor langzaam in steden. Jericho is zo'n stad. Gemiddeld leefde er zo'n 400 mensen in een stad, maar in Jericho leefde er rond 8000 v.C. Zo'n 2000 mensen. Priesters voerden er religieuze rituelen uit, hielden toezicht op handel etc. Rond 3000 v.C. Telde Soemerië 12 grote steden.